Het appartement is gelegen op de beletage en het souterrain van een voormalig pakhuis aan de Reguliersgracht in Amsterdam.
Ooit werden hier produkten uit het Verre Oosten opgeslagen in grote kisten en kratten. De woning wordt nu gebruikt als pied-à-terre door een echtpaar en hun
drie kinderen. De bezetting en het gebruik van de ruimte verschilt per bezoek.
Het oorspronkelijke karakter en de structuur van het pand zijn zoveel mogelijk intact gelaten. Bij de achtergevel is een vide aangebracht zodat de kinderkamer beneden meer betrokken wordt bij de bovengelegen etage. Er staan nergens scheidingswanden maar de etages worden opgedeeld door
eikenhouten kasten – een soort grote hutkoffers – waarin verschillende funkties zijn ondergebracht. Bij aankomst kan de bewoner de funkties waaraan hij of zij op dat moment behoefte heeft ‘uitpakken’. Elk onderdeel is uitgevoerd in een andere kleur die tijdens het gebruik tevoorschijn komt. De bedsteden en de secretaire zijn bekleed met vilt waardoor naast de kleur ook de akoestiek de sfeer beinvloedt.
Voor dit interieur zijn ook speciale lampen ontworpen : de Djini-serie.
Broze porceleinen kappen in de vorm van Delfts aardewerk aan de binnenzijde voorzien van oosters geinspireerde decoraties die pas tevoorschijn komen als het licht aangaat.